Pensioen en wat u hieraan zelf kunt verbeteren
Als u na uw pensioendatum naast uw welverdiende rust ook nog leuke dingen wilt gaan doen, dan moet daar tijdig over nagedacht worden en keuzes gemaakt worden.
De vraagstukken rondom pensioenopbouw en uitkering zijn complex. Het is lastig te becijferen welke impact al die mogelijke omstandigheden (persoonlijke gebeurtenissen en regelgeving) kunnen hebben op iemands pensioen en/of nabestaandenpensioen.
Na een korte uitleg over het pensioensysteem worden wat levensmomenten en situaties besproken, waarin mogelijkheden liggen op pensioenaanspraken wat op te krikken. Dit is ook een pleidooi om dit regelmatig (eens in de 3-4 jaar) en bij elke impactvolle gebeurtenis ( veranderen van werkkring, samenwonen, scheiden, gezinsuitbreiding, etc) door te laten rekenen.
Het pensioenstelsel NL
Pijler 1: De AOW vormt de 1e pijler van het pensioenstelsel. Het is het basisinkomen om te kunnen rondkomen. Iedereen die in Nederland woont of werkt, bouwt automatisch AOW op. De hoogte van de AOW wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het minimumloon.
Pijler 2: Pensioen(aanspraken) opbouwen: Een deel van je salaris aangevuld met een bijdrage van werkgever wordt apart gezet bij pensioenfonds of verzekeraar.
Pijler 3: Vermogen (als pensioenpot) opbouwen: Zelf sparen en/of beleggen met het doel dit na de pensioengerechtigde leeftijd te kunnen besteden als aanvulling op AOW en het Werkgeverspensioen.
Het gemiddelde inkomen na pensionering
Het gemiddelde inkomen van AOW/pensioengerechtigden (echtpaar) in Nederland was volgens de CBS-cijfers in 2018 ca € 3.900 p/mnd. Dus dit is een gemiddelde van alle hoge en lage pensioenen samen.
Dat is zelfs wat hoger dan het gemiddelde bruto inkomen in 2018 van € 3.640. Lijkt een gunstige uitkomst, alleen is dit niet wat heel veel pensioengerechtigden feitelijk ontvangen.
De verwachting dat dit ca 70% is van het gemiddeld gedurende de loopbaan ontvangen loon, komt hoogst zelden uit. In de meeste gevallen is dit tussen de 40 en 50%.
Ook zullen er maar weinig gepensioneerden zijn die in privé via lijfrentes of banksparen een extra inkomen hebben.
Het spaargeld en de overwaarde op het eigen huis ( door een lage hypotheek) zijn de andere vermogenscomponenten die door ouderen gebruikt kunnen worden als financiële aanvulling of buffer.
Voor de meeste gepensioneerden zal het feitelijke inkomensplaatje er een stuk ongunstiger uit zien, dan men oorspronkelijk voor ogen had. Dit wordt nog versterkt door de het achterblijven van de pensioenen ten opzichte van de prijsontwikkeling. ( Geen indexatie).
Ontwikkeling van pensioenvermogen
De start van een pensioenopbouw begint veelal vanaf de 21e jarige leeftijd, als een werkgever voor diens medewerkers (al dan niet verplicht) een pensioenovereenkomst heeft afgesloten bij een pensioenfonds of pensioenverzekeraar.
Zowel door de jaarlijkse premiestorting als de toevoeging uit beleggingsrendementen groeit het pensioenvermogen tot aan het moment dat de pensioenleeftijd bereikt wordt en de uitkeringsfase begint waardoor het vermogen weer afneemt en ook dus de beleggingsbaten verminderen.
De basis wordt gevormd door de inleg van de ingehouden pensioenpremie en/of met de bijdrage van de werkgever(s). Sommige werkgevers/pensioenregelingen zijn hierin “zuiniger” dan anderen (er zijn grote verschillen in pensioenregelingen).
De volgende belangrijke factor is het beleggingsbeleid van de pensioeninstelling en de mate waarin deze de beleggingsdoelstellingen weet te realiseren. Dit bepaalt de aangroei uit de beleggingen tot het uiteindelijke beschikbare pensioenkapitaal waarmee een X-bedrag aan jaarlijkse uitkering kan worden becijferd.
In de beginperiode is de pensioenopbouw nog gering; velen staan nog aan het begin van hun carrière met lagere salarissen en wisselingen in dienstverbanden en pensioenregelingen. De onderlinge verschillen in pensioenregelingen kunnen groot zijn; dus wat iemand uiteindelijk aan pensioenaanspraken opbouwt hangt van veel factoren af, zowel in het verleden als gedurende de nog resterende jaren tot aan de pensioenleeftijd. Dat maakt dat een inschatting van wat men uiteindelijk opbouwt aan pensioen zeer lastig zo niet haast onmogelijk. Het is dan ook niet verrassend dat in deze leeftijdsgroep maar weinigen zich hierin verdiepen en het laten meewegen bij sollicitaties.
De opbouw van het pensioen en de pensioenregelingen zijn aan strakke wettelijke kaders gebonden, waarbij overschrijdingen of afwijkingen belastingtechnisch flink afgestraft kunnen worden. Niettemin is er veelal ook wel enige ruimte aanwezig om het pensioenkapitaal aan te vullen.
De uitdaging is om te zoeken naar wegen om binnen de wettelijke kaders de individuele pensioenaanspraken mogelijk op te krikken. En hoe vroeger daarmee begonnen worden hoe langer dat rendeert. Zo heeft een € 1.000 extra inleg op 30 jarige leeftijd meer impact op het pensioenvermogen dan een inleg van € 5.000 op 60 jarige leeftijd.
We gaan die mogelijkheden nader beschouwen voor de 3 volgende leeftijdsgroepen.
De starters, de middenmoters en de aanvangende gepensioneerden